De uitspraak “ware gezondheid begint bij de tong en de tongpositie” suggereert dat de houding van de tong in de mond invloed heeft op diverse gezondheidsaspecten. Recent wetenschappelijk onderzoek ondersteunt deze gedachte.
Een juiste tongpositie – doorgaans met de tongpunt tegen of net achter de boventanden en de tong plat tegen het gehemelte in rust – speelt een rol bij de ontwikkeling van het bewegingsapparaat (houding, spierbalans en kaakgroei), de ademhaling(neus- versus mondademhaling en zuurstofopname), de spraak (articulatie en fonetiek) en de slaap (snurken, slaapapneu, tongpositie in rust).
Dit artikel belicht per onderdeel de wetenschappelijke bevindingen en bespreekt vervolgens evidence-based interventies (zoals logopedie, orofaciale myofunctionele therapie en ademtraining) voor veelvoorkomende afwijkingen in tongpositie.
1. Bewegingsapparaat: Houding, Spierbalans en Kaakontwikkeling
Een juiste tongpositie ondersteunt een evenwichtige ontwikkeling van de mond en het hele lichaam. De tong oefent namelijk lichte constante druk uit tegen het gehemelte, wat de vorm van de kaaklijnen en gebit beïnvloedt. Een hoge tongpositie (tong tegen het verhemelte) stimuleert een brede bovenkaak en goed occlusie (het op elkaar passen van de tanden). Bij een lage tongpositie (tong rust op de mondbodem) ontbreekt deze stimulans, met mogelijke kaakafwijkingen tot gevolg. Volgens een klassiek onderzoek van Principato (1991) belemmert een lage tongligging bij chronisch mondademen de laterale groei en voorwaartse ontwikkeling van de bovenkaak. Hierdoor kan de kaak smal en hooggehemeld worden, met crowding (scheefstand) van tanden.
Een Nederlands ziekenhuis merkt op dat bij mondademers de tong passief onderin de mond ligt, waardoor de bovenste tandenboog niet goed verbreed wordt; zij krijgen vaker een smalle bovenkaak en tanden die in verdrukking staan. Dit fenomeen wordt ook wel het “adenoïde gezicht” genoemd bij kinderen: een smal gezicht met open mond en vaak een voorstaand gebit, veroorzaakt door chronische mondademhaling en lage tongpositie.
Daarnaast bestaat er een verband tussen tonghouding, lichaamshouding en spierbalans. In ideale omstandigheden werken hoofd-hals-houding en occlusie samen in balans. Veranderingen in de orale structuren (zoals malocclusie) kunnen echter de lichaamshouding verstoren. De tong is rijk voorzien van zenuwen (nervus trigeminus en facialis) en heeft een grote representatie in de sensomotorische schors, groter dan veel andere lichaamsdelen. Hierdoor kan de positie van de tong terugkoppeling geven aan de lichaamshouding: experimenten tonen bijvoorbeeld dat elektrische stimulatie van de tong balans, looppatroon en houding verbetert bij mensen met evenwichtsstoornissen. Dit suggereert een neurologische connectie waarbij tongstand de spiertonus elders beïnvloedt. Bij afwijkende houdingen of in de groei kan een verkeerde tongpositie zelfs houdingsaanpassingen veroorzaken via fascia’s of zenuwverbindingen.
Een lage tongpositie gaat vaak samen met mondademhaling en een voorovergekantelde hoofdstand (forward head posture), omdat het hoofd onbewust naar voren wordt gebracht om de tongbasis uit de luchtweg te houden bij het ademen . Dit is echter een compensatoire, suboptimale houding die nek- en rugklachten kan bevorderen. Bij kinderen kan chronische mondademhaling leiden tot minder activiteit van de ademhalingsspieren; door de lage weerstand van open-mond ademen verslappen deze spieren, wat resulteert in minder spierspanning en een ingezakte lichaamshouding. Kortom, een onevenwichtige tongstand kan een kettingreactie geven: verkeerde kaakontwikkeling, afwijkende hoofdpositie en algehele houdingsproblemen.
Kaakontwikkeling: De tong fungeert in de kindertijd als een natuurlijke “orthodontische spalk”. In normale situaties vormt de tongdruk het gehemelte en houdt het de tandenboog in vorm. Bij afwijkende tongfuncties (bijv. tongpersen tegen of tussen de tanden bij slikken) ontstaan malocclusies zoals open-bite of overjet. Aanhoudend lage tongpositie of tongpers is consequent gelinkt aan een anterieure open beet bij kinderen. Dit betekent dat de bovenen ondervoortanden elkaar niet raken bij dichtbijten, vaak zichtbaar bij kinderen die de tong naar voren duwen bij slikken. In één studie met kleuters had 62,5% van de kinderen met een open beet een onjuiste rustpositie van de tong (laag in de mond), tegenover 20,9% bij kinderen zonder open beet . De frequentste spraakafwijking daarbij was sigmatismus (lispelen), gezien in 25 van de 32 kinderen met open bite. Dit illustreert hoe een verkeerde tongplaatsing zowel het gebit als de spraak beïnvloedt (hierover meer in sectie 3). Overigens kan de tong in sommige gevallen ook compensatoir werken: bij volwassenen met bestaand gebitsafwijkingen kan de tong zich aanpassen om de occlusie enigszins stabiel te houden. Toch wordt bij orthodontische behandeling steeds meer aandacht besteed aan tonggedrag om terugval te voorkomen.
2. Ademhaling: Neusademhaling vs. Mondademhaling
De positie van de tong is nauw verbonden met de wijze van ademhaling. Neusademhaling is in rust de fysiologische norm, waarbij de tong automatisch hoog in de mond ligt. Een correcte tongrustpositie – tong tegen het gehemelte, lippen gesloten – bevordert vanzelf neusademhaling. Mondademhaling daarentegen gaat vaak samen met een lage tongligging: de tong zakt omlaag zodat lucht via de mond kan passeren. Dit heeft verstrekkende gevolgen voor zowel de luchtwegen als de zuurstofopname.
Voordelen van neusademhaling: Ademen door de neus heeft duidelijke gezondheidseffecten. De neus filtert stof en allergenen, bevochtigt en verwarmt de lucht, en produceert stikstofmonoxide (NO) tijdens het ademhalen. NO werkt vaatverwijdend en verbetert de doorbloeding van de longen, waardoor zuurstof efficiënter wordt opgenomen. Bovendien geeft de weerstand van de nasale luchtweg een betere luchtverdeling diep in de longen. Volgens bewegingsfysiologen kan bij neusademhaling de zuurstofopname tot 10-20% hoger liggen dan bij mondademhaling, door de luchtweerstand die een optimale longventilatie bevordert. Neusademen verhoogt dus de zuurstofopname en circulatie, verbetert de longcapaciteit en activeert het diafragma beter. Daarnaast stimuleert het de aanmaak van nitric oxide die de luchtwegen openzet en de gasuitwisseling in de longblaasjes verbetert. Zelfs op de hartfunctie heeft neusademhaling invloed: recent onderzoek toont dat uitsluitend door de neus ademen leidt tot een lagere hartslag en bloeddruk en een hogere parasympathische activiteit vergeleken met mondademen. Dit suggereert een kalmerend, efficienter ademhalingspatroon bij neusademhaling.
Nadelen van mondademhaling: Wanneer iemand voornamelijk door de mond ademt, ontbreken de voordelen van de neus. De ingeademde lucht wordt niet goed gefilterd of bevochtigd, wat de kans op infecties in de keel, luchtwegen en oren vergroot. Kinderen met open-mond-gedrag hebben bijvoorbeeld vaker vergrote amandelen, middenoorproblemen en herhaalde verkoudheden door chronische irritatie van de slijmvliezen. Bovendien zorgt mondademhaling – door de lage weerstand – voor inactiviteit van het diafragma en de tussenribspieren, wat op termijn de ademhalingsspieren verzwakt. Dit leidt, zoals eerder genoemd, tot een ingezakte houding en suboptimale zuurstofbenutting. Paradoxaal genoeg kan chronisch mondademen dus minder effectieve ademhaling veroorzaken ondanks de grotere luchtopening: de ademhaling wordt sneller en oppervlakkiger.
Belangrijk is ook dat mondademhaling invloed heeft op de schedel- en gezichtsontwikkeling. Een kind dat vaak met open mond ademt, houdt vaak ook het hoofd iets naar voren en de kaak omlaag. Dit kan resulteren in een langere, smalle aangezichtsvorm en een terugliggende kin. Studies bevestigen dat langdurige mondademhaling tijdens groei leidt tot een rotationele verandering van de kaak (mandibula draait naar achter/onderen) en een toename van de voorste gelaatslengte. Nasal breathing daarentegen ondersteunt een normale kaakgroei en tandboogvorming. Zo heeft neusademen “een positief effect op de lichaamshouding, de vorm van de kaak, het gebit en de articulatie”, meldt Ziekenhuis Amstelland. Deze holistische invloed benadrukt waarom correct ademen – met de juiste tongpositie – zo essentieel is.

Impact op zuurstofopname: Een veelgenoemde stelling is dat neusademhaling de zuurstofopname efficiënter maakt. Dit komt deels door NO-productie, maar ook doordat neusademhaling de ademhaling vertraagt en verdiept, wat leidt tot een betere gaswisseling. Een studie noemt dat door neusademhaling de luchtstroom naar bloedvaten en zenuwen wordt verhoogd en de zuurstofopname en circulatie toeneemt. Mondademhalers daarentegen neigen tot hyperventilatie (snelle ademhaling) waardoor relatief minder zuurstof door het lichaam wordt benut (door lage CO2-spanning verschuift de zuurstofbindingscurve van hemoglobine). In praktische termen: men ziet vaak dat overschakelen op neusademhaling (bijvoorbeeld ’s nachts door mondtaping of overdag via training) leidt tot minder snurken en rustiger ademhaling, wat de saturatie ten goede kan komen. Samengevat: de tongpositie beïnvloedt of iemand primair de neus of mond gebruikt om te ademen, en dit heeft aantoonbare effecten op luchtweggezondheid en oxygenatie.
3. Spraak: Articulatie en Fonetiek
De tong is het belangrijkste articulatie-orgaan bij spraak. De positie en beweeglijkheid van de tong bepalen hoe klanken gevormd worden. Het is dan ook logisch dat een afwijkende tonghouding of beperkt tonggebruik invloed heeft op de spraakontwikkeling en articulatie.
Tongpositie en articulatiestoornissen: Wetenschappelijk onderzoek bevestigt een verband tussen een verkeerde rustpositie van de tong en spraakproblemen. In een Sloveense studie (Radiology and Oncology, 2018) werd bij kleuters met een open beet zowel de tongpositie als articulatie onderzocht. Hierbij bleek dat kinderen met een improper resting tongue posture aanzienlijk vaker articulatieproblemen hadden dan leeftijdgenootjes. In cijfers: 84% van de kinderen met een open bite en foutieve tongrusthouding vertoonde spraakstoornissen, tegenover 23% bij kinderen met normale beet. Veelvoorkomende fouten waren sigmatismen (lispelen bij /s/-klanken) en rhotacismen (/r/ niet goed uitspreken). Dit sluit aan bij klinische observaties: een kind dat de tong bijvoorbeeld laag en naar voren houdt, kan moeite hebben met klanken die een opgeheven tongpunt vereisen (zoals de s, t, d, n, l). De tong glipt dan tussen de tanden bij het spreken, wat een slissend geluid veroorzaakt. Een open mond en verkeerde tongligging veroorzaken vaak slissen (lispelen), zo bevestigt een Nederlands voorlichtingsartikel . Zodra de tong verkeerd in de mond ligt, raakt de juiste articulatiepositie verstoord.
Tongriem en spraak: Een ander aspect is een te korte tongriem (ankyloglossia of tongriemproblematiek). Bij een zeer strakke tongriem is de tongbewegelijkheid beperkt, wat theoretisch invloed kan hebben op spraakklanken die een grote tongreikwijdte nodig hebben (zoals een rollende R of een L die het gehemelte raakt). De wetenschappelijke literatuur geeft een genuanceerd beeld: lichte tongriemrestricties worden vaak goed gecompenseerd en leiden meestal niet tot blijvende spraakproblemen. Mensen kunnen articuleren door andere delen van de tong te gebruiken. Alleen in zwaardere gevallen (tongpunt komt nauwelijks voorbij de tandrand) kunnen bepaalde klanken lastig zijn. De Amerikaanse vereniging ASHA stelt dat er voldoende bewijs is dat ook met een significante tongriem goede spraak mogelijk is, en dat spraakproblemen vaak met logopedie te verhelpen zijn zonder chirurgische ingreep. Toch zijn er gevallen gerapporteerd waar een frenectomie (doorknippen van de tongriem) gevolgd door logopedie de articulatie verbeterde, bijvoorbeeld bij kinderen die na de ingreep makkelijker de tong tegen het gehemelte konden plaatsen. De consensus is dat tongriemoperaties voor spraak pas overwogen worden als gerichte logopedie onvoldoende helpt en de tongriem duidelijk functieverstorend is.
Fonetiek en compensaties: Tijdens het spreken varieert de tongpositie voortdurend. In rust hoort de tong hoog te liggen, maar bij het vormen van klinkers en medeklinkers verschuift hij naar allerlei posities. Een leerboek beschrijft bijvoorbeeld dat voor klinkers als /a/ de tong lager in de mond gehouden wordt, terwijl voor klanken als /i/ of /u/ de tong juist hoog tegen het palatum zit. Bij mensen met een afwijkend slikpatroon (tongpers) zien we vaak dat dit patroon doorsijpelt in de spraak: ze duwen ook bij articulatie de tong te ver naar voren. Zo’n gewoonte kan leiden tot een interdentaal sigmatisme (de s klinkt flets doordat de tong tussen de tanden komt). Logopedisten kijken daarom bij spraakstoornissen altijd naar myofunctionele factoren. Vaak is een gecombineerde aanpak nodig: zowel de spraakklank zelf oefenen als de tongpositie in rust en slik corrigeren. We zien dat als de tong in rust en bij slikken correct tegen het gehemelte wordt geplaatst, spraakklanken daarna vaak automatisch verbeteren. Andersom geldt: alleen spraak oefenen zonder de rusthouding van de tong te adresseren kan leiden tot terugval.
Neus- vs. mondspraak: Ook de ademroute beïnvloedt de resonans en articulatie. Neusademhaling ondersteunt een betere mondsluiting en tongpositie, wat nodig is voor duidelijke spraak. Een chronisch verstopte neus kan nasale spraak (neusspraak) of open-mond-articulatie veroorzaken. Gelukkig is dit meestal tijdelijk en verdwijnt als de neusademhaling herstelt. In het algemeen kan gesteld worden dat een optimale spraakproductie vergt: vrij ademhalen door de neus, voldoende tongbewegelijkheid, en een tong die in rust niet in de weg zit voor klankvorming.
4. Slaap: Slaapapneu, Snurken en Tongpositie in Rust
Tijdens de slaap verslappen onze spieren, inclusief de tong- en keelspieren. Hoe de tong in rust ligt, bepaalt mede of de bovenste luchtweg vrij blijft. Een verkeerde tongpositie kan leiden tot snurken of zelfs obstructieve slaapapneu (OSA), doordat de tong naar achteren zakt en de keelholte (gedeeltelijk) afsluit. Wetenschappelijke studies onderbouwen de cruciale rol van de tong bij slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen:
– Obstructieve slaapapneu (OSA): Bij OSA verslapt tijdens de slaap de keelwand en tongbasis zodanig dat de luchtweg dichtvalt, wat ademstops veroorzaakt. De grootte en ligging van de tong zijn hierbij vaak de boosdoener. Een artikel in een anatomisch vakblad stelt: “De belangrijkste oorzaak van dit syndroom (OSA) is disfunctie van de tongspieren, met veranderingen in de vorm en elektrische activiteit van de tong” . Met andere woorden, bij veel apneupatiënten functioneert de tong niet goed: hij is mogelijk vergroot, slap of zakt te ver naar achter. Vooral mensen met een relatief grote tong (bijv. door overgewicht – vetopslag in de tongbasis) hebben verhoogd risico op slaapapneu. Tijdens de slaap kunnen zij de tong onvoldoende tonus geven om uit de luchtweg te houden.
– Snurken: is vaak een voorbode van OSA en ontstaat door trillingen van zachte structuren (zacht gehemelte, huig, tongbasis) in een deels vernauwde luchtweg. Een lage tongpositie in rugligging maakt dat de tong tegen de achterwand ligt. Bij inademing gaat het weefsel resoneren: snurkgeluid. Ook hier zien we dat training die de tongpositie verbetert, snurken vermindert. Neusademhaling helpt enorm: zodra iemand met gesloten mond en tong tegen het palatum slaapt, is snurken veel minder waarschijnlijk. Vandaar dat het bevorderen van neusademhaling een van de pijlers is bij snurkaanpak. Een algemene gezondheidswebsite noemt dat door de neus ademen het risico op snurken en slaapapneu verlaagt – simpelweg omdat de tong dan automatisch hoger ligt en de mond dicht blijft.
– Tongpositie in rust: Idealiter ligt de tong zelfs in ontspannen slaaptoestand nog tegen het gehemelte (of zakt hooguit iets terug maar niet helemaal op de mondbodem). Sommige therapeuten leren patiënten de tong aan het gehemelte te “plakken” bij het inslapen, zodat deze niet achterin de keel valt. Er bestaan ook hulpmiddelen, zoals een tongretentie-apparaat (een soort siliconen hoesje dat de tong ‘vastzuigt’ aan de voorzijde), met als doel de luchtweg vrij te houden bij OSA. Dit onderstreept hoe belangrijk de tongligging is: men kan of de kaak vooruit trekken (bitje) of de tong vooruit houden, beide om de keel open te houden. Bij milde OSA of snurken wordt soms geadviseerd op de zij te slapen en te oefenen met de tongpositie.
– Effect van therapie op slaapapneu: Orofaciale myofunctionele therapie (OMFT, zie verder) heeft veelbelovende resultaten laten zien bij het verminderen van OSA-klachten. Een vaak geciteerde meta-analyse van Camacho et al. (2015) toont aan dat gerichte oefeningen voor tong en mond de AHI (apneu-hypopneu index) bij volwassenen halveren van gemiddeld 24,5 naar 12,3 gebeurtenissen per uur. Ook de zuurstofsaturatie tijdens slaap verbeterde significant en de gemiddelde snurktijd nam af van 14% naar 4% van de nacht. In onderzoeken met kinderen zag men vergelijkbare verbeteringen, soms zelfs genezing van milde OSA, vooral als OMFT werd toegepast na adeno-tonsillectomie om het resultaat te borgen. Deze oefeningen richten zich op het versterken van de tong- en keelspieren en het aanleren van een juiste tongpositie in rust (tegen het gehemelte) en tijdens slikken.
– Slaapapneu en tongriem: Een interessante, nog prille, onderzoeksrichting is de relatie tussen een korte tongriem en slaapapneu. Er is gesuggereerd dat een zeer strakke tongriem de tong naar een lagere positie dwingt, waardoor deze tijdens slaap makkelijker de luchtweg blokkeert. Frenotomie zou dan theoretisch OSA kunnen verbeteren. Vooralsnog is het bewijs hiervoor schaars en anekdotisch. De Amerikaanse Pediatrische Vereniging (AAP) stelt expliciet dat tongriem klieven ter preventie van spraak- of slaapproblemen niet evidence-based is. Pas als er daadwerkelijk problemen zijn en alternatieve therapie faalt, kan ingrijpen besproken worden. Toch melden case reports verbeterde slaap bij kinderen na tongriemcorrectie, mits gevolgd door myofunctionele therapie om de tong goed te leren positioneren. Meer onderzoek is nodig, maar het onderstreept dat tongfunctie en slaapkwaliteit onlosmakelijk verbonden zijn.
5. Interventies bij Afwijkende Tongpositie en -functie
Gezien de brede impact van de tongpositie is het essentieel om afwijkingen tijdig te behandelen. Hieronder worden de belangrijkste soorten tongafwijkingen besproken, met bijbehorende oefeningen en therapieën die door onderzoek worden ondersteund. Tabel 1 biedt een overzicht van de afwijkingen en aanbevolen interventies.
Logopedie/Orofaciaal Myofunctionele Therapie (OMFT): Dit is een gespecialiseerde vorm van therapie gericht op het hertrainen van spieren in mond en gezicht. Het doel is de neuromusculaire functie van tong, lippen, wangen en slikspieren te verbeteren . In de praktijk houdt OMFT een reeks gerichte oefeningen in: bijvoorbeeld de tongpunt herhaaldelijk naar een stip achter de voortanden brengen en daar houden (“tongpuntpositie oefenen”) , of zuigoefeningen en sliktechnieken. Studies en praktijkervaring tonen aan dat OMFT effectief is bij het corrigeren van tongpersgedrag, het verbeteren van de tongrustpositie en zelfs bij het verminderen van symptomen van slaapapneu en snurken. Volgens een narratief overzicht is OMFT erop gericht om de proprioceptie, spiertonus en mobiliteit van de betrokken spieren te vergroten . De American Speech-Language-Hearing Association ondersteunt OMFT als behandelmethode voor orofaciale myofunctionele stoornissen, veelal uitgevoerd door speciaal getrainde logopedisten. Een belangrijk aspect is dat de cliënt niet alleen tijdens de oefening, maar 24/7 bewust wordt van de juiste tongpositie (bij rust tegen het gehemelte). Kinderen krijgen bijvoorbeeld huiswerk om overdag telkens de tong tegen het gehemelte te “plakken” en door de neus te ademen, zodat dit de nieuwe gewoonte wordt.
Ademhalingstraining: Bij cliënten die gewend zijn door de mond te ademen, is ademtherapie aangewezen. Methoden als de Buteyko-methode of eenvoudige neusademhalingsoefeningen kunnen helpen de overgang te maken. Ademhalingstherapeuten of logopedisten leren de patiënt bijvoorbeeld hoe je bewust via de neus kunt in- en uitademen, soms met hulpmiddeltjes (neuspleisters, myotape over de lippen ’s nachts) om neusademhaling af te dwingen. Een neusspoeling of behandeling van eventueel onderliggend neuslijden (allergie, poliepen) kan parallel nodig zijn zodat de neus doorgankelijk is. Ademhalingsoefeningen zijn bewezen effectief bij het verlagen van hyperventilatie en verbeteren de CO₂-tolerantie, wat vooral bij astma maar ook bij algemene conditie voordelen geeft . Hoewel direct onderzoek naar ademtraining en kaakontwikkeling minder voorhanden is, is de gedachtegang dat een eenmaal gevestigde neusademhaling automatisch de tongpositie verbetert (tong gaat immers omhoog) en zo de andere voordelen met zich meebrengt.
Orthodontische en chirurgische interventies: Soms is een gecombineerde aanpak nodig. Bij kinderen met extreme open beet door tongpers kan een orthodontist een tonghekje (tongue crib) in de mond plaatsen: een klein rooster achter de voortanden dat de tong verhinderd naar voren te duwen. Dit dwingt de tong ertoe hoger te rusten. Er zijn succesvolle resultaten gerapporteerd waarbij zo’n appliance de open beet corrigeerde en een lage tongpositie verhielp. Een andere innovatie is de “tongue elevator”, een vorm van retainer die de tong omhoog houdt gedurende de nacht om terugval van een open beet te voorkomen. Bij volwassenen met slaapapneu kan naast OMFT ook een kaakpositioneringsbeugel of zelfs kaakchirurgie nodig zijn, maar dat valt buiten de tongspecifieke therapieën. Voor tongriemproblemen is de enige directe remedie een frenectomie (chirurgisch klieven van het tongriempje). Zoals gezegd wordt dit pas gedaan als functies (voeding, spraak, mondhygiëne) ernstig belemmerd zijn. Na zo’n ingreep is OMFT/logopedie cruciaal om de tong optimaal te leren gebruiken onder de nieuwe omstandigheden anders kan littekenweefsel of verkeerde gewoontes nog steeds verbetering in de weg staan.
De tabel hieronder vat de belangrijkste tongafwijkingen samen met hun mogelijke gevolgen en de aanbevolen evidence-based interventies.
Tabel. Overzicht van tongafwijkingen en aanbevolen interventies
Tongafwijking | Kenmerken/Gevolgen | Aanbevolen Interventies |
---|---|---|
Lage tongpositie (lage rustpositie, vaak bij mondademhaling) | – Tong rust op de mondbodem i.p.v. tegen het gehemelte – Mond vaak open, verminderde neusademhaling – Smalle bovenkaak, open beet of kruisbeet – Houdingsproblemen (forward head posture) | – OMFT: training tong naar gehemelte – Logopedie: tongpers en slikgedrag corrigeren – Ademtraining (bijv. Buteyko) – Tongrooster bij kinderen (orthodontie) |
Tongriemproblemen (ankyloglossia) | – Beperkte tongmobiliteit – Moeilijkheden met borstvoeding (bij baby’s) – Eventuele articulatieproblemen – Lage tongpositie door fysieke beperking | – Logopedie of OMFT bij milde beperking – Frenotomie bij ernstige beperking – Postoperatieve tongtraining |
Oromyofunctionele stoornissen (bijv. tongpers, open-mondgedrag) | – Tong duwt tegen/door tanden bij slikken – Mond vaak open – Spraakstoornissen (lispelen) – Vertraagde kaakontwikkeling | – OMFT-programma (8-12 weken) – Slikhertraining, tongkracht- en behendigheidsoefeningen – Gedragstherapie (bijv. duimzuigen afleren) – Multidisciplinaire aanpak (logopedist, orthodontist, KNO) |
Conclusie:
De tongpositie heeft een meetbaar effect op de houding en ontwikkeling van het bewegingsapparaat, de efficiëntie van ademhaling en zuurstofopname, de helderheid van spraak, en de kwaliteit van slaap. Zowel bij kinderen als volwassenen kan een afwijkende tongstand diverse gezondheidsklachten veroorzaken of verergeren – van orthodontische problemen en houdingsafwijkingen tot snurken en slaapapneu. Gelukkig zijn er effectieve interventies beschikbaar.
Een interdisciplinaire aanpak is vaak het meest succesvol: tandartsen, KNO-artsen, logopedisten, fysiotherapeuten en ademspecialisten werken samen om zowel de oorzaak (bijv. obstructie die tot mondademen dwingt) als het gevolg (verkeerde gewoonte, verkeerd groeiresultaat) aan te pakken.
Oromyofunctionele therapie springt eruit als behandelmethode die in verschillende domeinen verbetering biedt: het opnieuw aanleren van de tongfunctie kan leiden tot betere mond en kaakontwikkeling, verbeteren van nasale ademhaling, duidelijke spraak en open luchtwegen tijdens de slaap. Preventief gezien is het bevorderen van een goede tongpositie bij jonge kinderen (bv. via voorlichting aan ouders om mondademhaling te voorkomen) van groot belang om latere problemen te reduceren .
Kortom, de wetenschap erkent steeds meer dat de tong een sleutelrol speelt in onze algehele gezondheid – en dat investeren in tongpositie loont in verrassend veel facetten van het welzijn.
Bronnen:
Deshkar et al. The Influence of the Tongue on the Development of Dental Malocclusion. Cureus (2024) – “The tongue supports the upper dental arch… malocclusion can result from incorrect tongue position… early intervention, such as myofunctional therapy to correct tongue position and habits, improving dental health and well-being overall.”
Lah Kravanja et al. Three-dimensional Ultrasound Evaluation of Tongue Posture and Its Impact on Articulation Disorders in Preschool Children with Anterior Open Bite. Radiol Oncol 52(3), 2018 – In children with anterior open bite, improper resting tongue posture was significantly associated with higher incidence of articulation disorders (sigmatism, rhotacism).
Principato JJ. Upper airway obstruction and craniofacial morphology. Otolaryngol Head Neck Surg 104(6), 1991 – “Low tongue posture seen with oral respiration impedes the lateral expansion and anterior development of the maxilla.”
Ziekenhuis Amstelland. Open-mondgedrag en mondademhaling – “Neusademen heeft een positief effect op de lichaamshouding, de vorm van de kaak, het gebit en de articulatie.” (Voordelen neusademhaling); “Bij mondademers ligt de tong stil op de mondbodem… zij krijgen vaker een smalle bovenkaak, waarbij sommige tanden in verdrukking raken.”; “Mondademhaling … kan leiden tot verslapping van [ademhalings]spieren, met als gevolg… een ingezakte lichaamshouding.”
Healthline. Nose Breathing: Benefits, How To, Exercises (2020) – Nasal breathing advantages include filtering and humidifying air, producing nitric oxide (NO) which widens blood vessels and improves oxygen circulation, increasing oxygen uptake and circulation, slowing breathing, improving lung capacity, and reducing risk of snoring and sleep apnea.
Camacho et al. Myofunctional Therapy to Treat Obstructive Sleep Apnea: A Systematic Review and Meta-analysis.J Clin Sleep Med 11(8), 2015 – Myofunctional therapy exercises targeting tongue, soft palate and facial muscles led to significant improvement in OSA: AHI reduced ~50% (24.5 to 12.3), lowest O₂ saturation improved ~4%, and snoring time reduced from 14% to 4% of sleep.
Tartaglia et al. The Anatomical Relationships of the Tongue with the Body System. Cureus 11(2), 2019 – “The most important cause of [obstructive sleep apnea] is the dysfunction of the lingual muscles, with changes in shape and altered electrical activation.” ; also discusses tongue’s extensive neural connections and role in posture.
Colgate® Oral Care Center. What Is Proper Tongue Posture and Why Does It Matter? (2023) – Discusses correct resting tongue position (tip of tongue on palate) and notes “speech dysfunctions, such as articulation disorders, are linked to poor posture of the tongue” and “children with poor tongue posture had a higher incidence of anterior open bite”. Recommends orofacial myofunctional therapy to correct tongue posture.
Seo YJ et al. Treatment of relapsed open-bite with low tongue posture and tongue-tie: 10-year follow-up. Korean J Orthod 44(4), 2014 – Case report demonstrating orthodontic approaches: a tongue crib appliance and tongue elevator were used to correct low tongue posture, achieving stable long-term closure of an anterior open bite.
StatPearls (NCBI). Ankyloglossia (Tongue-Tie). (Becker et al., updated 2023) – Reviews that ankyloglossia is linked with breastfeeding issues and sometimes speech or malocclusion, but evidence is mixed. Notes controversy: “the link between ankyloglossia and speech disorders remains controversial” and that routine frenotomy to prevent future speech/OSA issues is not evidence-based. Recommends individualized approach: therapy vs. surgery.